"Het beste wat je kunt doen is schilderen, altijd maar schilderen"

Op de vraag aan Anton wat hij de zin van het leven vond zei hij:

“Het leven heeft geen zin, dat is een klakkeloos feit. Je hebt hoe dan ook en wie je ook bent toch énig talent, dat heeft ook mij overeind gehouden, je moet er zelf wat aan doen. Ik heb me daarom rot gewerkt en ontdekte dat het schilderen bij mij bleek te horen.” “De mop is dat je op je eigen benen moet leren staan, en niet eeuwig dat stekkie van de moederplant blijft.”

"Schilderkunst is vanuit je eigen wezen hartstochtelijk aan je idealen werken." 

 

Anton zou deze houding niet meer verlaten. Schilderen en tekenen gaf zin en inhoud aan zijn bestaan.

 

Naar aanleiding van het overlijden van Peter Schat op 3 februari 2003 - twee maanden voor zijn eigen dood - zei Anton nog “Dat hij het altijd met Peter Schat eens was geweest dat de hemel op aarde gezocht moest worden”.

Schilderen en muziek

“Schilderen is net als muziek; met de bessen en de cissen … toch kun je in de schilderkunst een hekel hebben aan geel maar in de muziek kun je geen hekel hebben aan een cis. Vroeger hield ik niet van geel, die mocht bij mij niet binnen .. ik heb toen gedacht hoe kan je schilder zijn en een kleur niet binnen willen laten … het klopte voor mijn gevoel ook niet, maar ja ik was in een leerproces”.

“Met schilderen denk ik ook vaak aan Bach en Satie. Het is net zoals met perzische tapijten - heel druk en veel maar toch één geheel. En dat is met Bach en Satie ook aan de hand, het is één geheel. Dat wil ik met schilderen ook, dat het één geheel is. De muziek van Bach en Satie gaat voort en voort…. dat is zo mooi. Bach en Satie “neem je in met je oren”, het is OORaal”. 

Een schilderij is een gedachte in verf, verf is de fiets om er te komen

“Schilderen is eigenlijk denken, maar dan met handen en voeten en alles tegelijk, dus ook met je ogen“.

Anton sprak niet graag over schilderen en al helemaal niet over zijn eigen schilderijen, je moest maar gewoon kijken, zien, voelen en ervaren. “Een schilderij moet je oog inlopen, dan is het pas een lekker schilderij”.

 

 

Hij probeerde “de uiteindelijk bij ieder mens aanwezige fundamentele eenzaamheid” te vangen in het schilderen. Hij weet goed geuren, gemoedstoestanden, geluid en materie weer te geven en op te roepen. Je kunt de dingen, mensen en dieren die hij heeft afgebeeld navoelen, in hun huid kruipen, je in hen inleven; je ruikt de vruchten, je voelt het ‘alleen zijn’ van de vrouw op het bed, de zachtheid van een huid.